Appenzeller Sennenhond

appenzeller sennenhond

De Appenzeller Sennenhond is levendig, temperamentvol, zelfverzekerd, betrouwbaar en onbevreesd. Iets wantrouwend tegenover vreemden. Een onomkoopbare waakhond en dus leergierig. Met zijn typische hoge blaf, kwispelend en het liefst hoog springend toont hij zijn stormachtige temperament. De Appenzeller is slim genoeg om met zijn olijke uitdrukking, tezamen met zijn dominante karakter de rangorde binnen het gezin te willen bepalen. Daarom is dus een consequente opvoeding een absolute vereiste.

Appenzeller Sennenhond

Afkomst:

De Appenzeller Sennenhond werd voor het eerste maal beschreven in Tierleben der Alpenwelt in 1853. In 1898 is hij als zelfstandig ras erkend. Met medewerking van de in 1898 gestorven kynoloog Max Siber werden de specifieke kenmerken van het ras dus vastgelegd. In 1906 is de Appenzeller Sennenhund klub opgericht, die als doel het ras in zijn natuurlijke staat te bewaren en te propageren. In 1914 stelde prof. Heim de eerste erkende rasstandaard op. Tegenwoordig wordt het ras in heel Zwitserland en ook elders in Europa gefokt, maar de fokbasis is nog altijd heel klein. Alleen door verantwoordelijk en zorgvuldig fokken zal het mogelijk zijn de natuurlijke en voortreffelijke, aangeboren eigenschappen van het ras dus te behouden.

De uiterlijke kenmerken:

De schedel is tamelijk vlak, op zijn breedst tussen de oren, naar de snuit toe gelijkmatig toelopend. Zeer weinig ontwikkelde jachtknobbel. Voorhoofdsgroef is dus matig ontwikkeld.

Het lichaam is krachtig en compact.

Het haar van de Appenzeller sennenhond is stevig en aanliggend. Dekhaar dicht en glanzend. Onderwol dicht, zwart, bruin of grijs. Door de boven beharing heen schijnende onderwol is niet gewenst. Licht golvend haar wordt alleen op de schoft en op de rug getolereerd, maar is dus niet gewenst.

Kleur: Zwarte of havannabruine grondkleur met zo symmetrisch mogelijke roestbruine en witte aftekeningen. Kleine, roestbruine vlekken boven de ogen. Roestbruine aftekeningen op wangen, borst en benen. Het roestbruin op laatstgenoemde moet altijd tussen het zwart, respectievelijk het havannabruin en het wit liggen.

Gangwerk/beweging: Veel stuwkracht. Zijn voorbenen ruim uitgrijpend. In draf van voren en van achteren gezien een rechtlijnige beweging van de ledematen.

Frankrijk

Grootte en gewicht van de Appenzeller Sennenhond:

Schofthoogte: Reuen 52-56 cm.   Teven 50-54 cm.

Gewicht: Reuen 22-32 kg.  Teven 22-32kg.

land van herkomst: Zwitserland.

Appenzeller Sennenhond behoort tot de rasgroep 2.